top of page

Muurvoet - Deuropening - 2

Muurvoet - Deuropening - 2

1. Deur
2. Vast onderprofiel
3. Akoestische isolatie
4. Plasticfolie
5. Luchtdichtheidmembraan
6. Isolerend bouwblok
7. Spouwdrainering
8. Lijnafwerking (enkel in deuropening)
9. Membraan met gelaste of gelijmde naden
10.Vochtbestendig isolatiemateriaal


De waterdichtheid wordt verzekerd door het onderste membraan continu door te trekken tot in de deuropening (zie TV 264 § 2.1.2, p. 11). Vermits de aanhechting van dit membraan op de ondergrond niet bestand is tegen waterdruk, dient men, behalve in zeer doorlatende gronden, een drainering te voorzien tegen de gevelvoet. Bepaalde vloeibaar aangebrachte afdichtingsproducten zijn wel bestand tegen een tijdelijke waterdruk, waardoor ze geen aanvullende drainering vereisen. Belangrijk is wel dat de voorschriften van de fabrikant omtrent de uitvoeringsomstandigheden en de voorbereiding van de ondergrond nauwgezet opgevolgd worden.

Bij deuropeningen ligt het niet voor de hand om de continuïteit van de thermische isolatie en de luchtdichtheid te vrijwaren ter hoogte van de aansluiting op de dorpel. In de regel zorgt men ervoor dat de deurdorpel aansluit op de vloerbekleding. Tussen beide elementen kan er een dun (thermisch/ akoestisch) isolatiemateriaal aangebracht worden dat aan de bovenzijde afgewerkt wordt met een kitvoeg. De thermische weerstand van deze isolatie is doorgaans ontoereikend om te beantwoorden aan de eisen voor EPB-aanvaarde bouwknopen. Ze dient bijgevolg apart ingerekend te worden. De dikte van deze isolatiestrook kan vergroot worden door de (harde) vloerafwerking deels over de isolatie te laten uitkragen. Een dergelijke uitvoering leidt echter wel tot een verhoging van het breukrisico in de vloerafwerking in de betreffende zone.

Indien er in het vaste kader geen onderregel aanwezig is, dan moet de water- en luchtdichtheid gevrijwaard worden door de opening tussen de dorpel en de vleugel zo klein mogelijk te houden, maar wel groot genoeg om wrijving van de deur over de vloerbekleding te voorkomen. Bij neerslag in combinatie met wind kan er water (sneeuw) infiltreren onder de deur, in het bijzonder wanneer deze zich in een aan slagregen blootgestelde gevel bevindt. Om deze reden opteert men in de inkomhal best voor een vochtbestendige vloerafwerking.

De dichtheid aan de onderzijde van de deur kan verbeterd worden door in een groef onder de vleugel afdichtende plinten met automatische beweging (ook wel aangeduid als guillotineplinten of valdorpels) in te werken, die zakken bij de sluiting van de deur. Ook de toepassing van borstels, eventueel gecombineerd met schroevende scharnieren, kan soelaas bieden.

De dorpels worden aan hun achterzijde voorzien van een opstand en zodanig geplaatst dat deze laatste zich loodrecht onder de in de onderregel van de vleugel ingewerkte guillotineplint bevindt (zie afbeeldingen 36 en 37). De plaatsing van de deurdorpel is dus afhankelijk van de positie van de guillotineplint in de vleugel.

Om de thermische isolatie, de luchtdichtheid en de regendichtheid ter hoogte van de deurdorpel te verbeteren, kan men een onderprofiel met thermische snede voorzien, dat enerzijds dienst doet als onderaanslag voor de deur en anderzijds als onderregel van het vaste deurkader. Deze uitvoering laat bovendien toe om de isolatiedikte achter de dorpel te vergroten. Een EPB-aanvaarde detaillering kan al snel een 4 à 5 cm dikke isolatie vereisen, zodat een voldoende breed profiel noodzakelijk is. Uit toegankelijkheidsoverwegingen wordt de hoogte van het onderprofiel best beperkt tot 20 mm boven het niveau van de afgewerkte vloer. Indien er geen enkel niveauverschil toegelaten is, dan dient men extra maatregelen (dakoversteek, luifel ...) te treffen om infiltraties tegen te gaan.

bottom of page